Majorie Courteneay Latimer was curator van een klein museum in
de haven van East London, ten noordoosten van Cape Town, Zuid-Afrika.
Ze was bevriend met Hendrick Goosen, kapitein van de Nerine. Wanneer
de boot terug kwam met een goede vangst mocht Majorie altijd komen
kijken of er ongewone visexemplaren waren voor haar museum.
Op 23 december 1938 heeft de Nerine bij de monding van de Chalumna
rivier gevist. In de haven zag Majorie Courtenay Latimer tussen
de massa vissen een blauwe vin. En toen ze de andere vis opzij duwde,
ontdekte ze zoals ze later zei:"De mooiste vis die ze ooit
gezien had, vijf voet lang, zacht mauve blauw met heldere zilveren
markeringen."
In haar museum kwam ze tot de ontdekking dat de vis leek op een
prehistorische vis. Ze stuurde een schets van de vis naar Professor
J.L.B Smith, viskenner en natuurkundige aan de Rhodes Universiteit
in Grahamstown.
Smith identificeerde de vis later als een nog levend lid van de
vissoort Coelacanth. En vrij snel daarna werd deze vondst de belangrijkste
zoölogische vondst van de eeuw genoemd. Een 'levende dinosaurus'
schreef men destijds in artikelen die wereldwijd in de pers kwamen.
Er werd toen aangenomen dat de Coelacanth al 70 miljoen jaar was
uitgestorven.
De eerste Latimeria Chalumnae was in 1938 gevonden bij East London,
Zuid-Afrika en andere exemplaren werden daarom eerst in die omgeving
gezocht. Maar de eerste vis was ver van zijn normale woonplaats
afgedwaald. Hierdoor duurde het tot 1952 voordat de tweede werd
gevonden bij de Comoren. Sindsdien zijn er hier regelmatig nieuwe
exemplaren boven water gekomen.
Bij de plaatselijke vissers is de vis bekend als Gombessa. In 1998
is een tweede populatie aangetroffen ten noorden van Sulawesi. De
Coelacanth is dus vermoedelijk minder zeldzaam dan gevreesd werd. |