|
|
Introductie
In 1836 omschreef de vooraanstaande naturalist Louis Agassiz een
fossiele vis die hij Coelacanthus noemde (Grieks voor "holle
ruggegraat"). Sindsdien zijn er zo'n 125 soorten van de Coelacanth
ontkekt met een ouderdom van 400 tot 60 miljoen jaar geleden. Daarna
verdwenen ze van de aardbodem zodat men dacht dat ze uitgestorven
waren. In 1938 werd er echter een levende Coelacanth gevangen in
Zuid-Arika. Sinds die historische vondst zijn er vele andere individuele
Coelacanths, waaronder een aantal nieuwe soorten, opgedoken. Dit
laat wetenschappers toe dit unieke wezen te bestuderen. |
|
1.Reukorgaan |
|
Deze grote inkeping in het midden van de snuit is waarschnijlijk
een apparaat om zwakke veranderingen in het elektromganetische veld
te detecteren die worden veroorzaakt door prooidieren. Bewijzen
hiervoor kwamen er na anatomie van het orgaan en de zenuwverbindingen
met de hersenen. Deze eigenschap is onbekend bij alle andere dieren. |
 |
|
|
2.Mond |
|
Met behulp van de schedelverbinding en andere spieren vastgehecht
aan de hersenpan, slikt de Coelacanth zijn prooi meestal in z'n
geheel naar binnen. Zijn tanden zijn niet ontworpen om te bijten
of te verslinden maar om ervoor te zorgen dat de prooi niet ontsnapt.
Onder de kin liggen grote, benige platen. |
 |
|
|
3.Ogen |
|
De Coelacanth heeft grote ogen, vastgehecht aan dikke zenuwen.
Elk oog heeft vershillende kegeltjes die kleur registreren maar
veel meer staafjes voor licht. De Coelacanth is dus praktisch kleurenblind
maar kan zeer scherp zien in het duister van de diepten waar hij
leeft. Het systeem is hetzelfde als dat van katten. Het orgaan werkt
als een spiegel dat zwak licht versterkt. |
 |
|
|
4.Hersenen |
|
De kleine hersenen beslaan amper 1.5 % van de hersenmassa bij
volwassen exemplaren. Het gewicht is verwaarloosbaar: in een dier
van 45 kilo wegen de hersenen nauwelijks een paar gram. Geen enkel
gewerveld dier heeft zo'n kleine hersenmassa in verhouding met zijn
lichaamsmassa. |
 |
|
|
5.Hersenpangewricht |
|
Voordien enkel bekend van fossielen van primitieve vissen. Dit
gewright laat de Coelacanth toe om z'n bek heel ver open te trekken
om vis en ander prooidieren in te slikken. Een paar krachtige spieren
- de grootste in de kop - kruisen dit gewricht zodat de Coelacanth
z'n prooi krachtig kan vastbijten |
 |
|
|
6.Kieuwen |
|
De Coelacanth heeft kieuwen vergelijkbaar met die van andere
vissen die op ongeveer dezelfde diepte leven. Ze hebben een relatief
klein oppervlak in verhouding met de oppervlakte van het hele lichaam.
Het zijn kieuwen van een langzame soort vissen in plaats van een
actieve soort. |
 |
|
|
7.Schubben |
|
De schubben zijn hard, dicht opeengepakt zoals een harnas en
bijzonder ruw. Die ruwheid komt van kleine, puntige stekels die
hem beschermen tegen rotsen en rovers. De kieuwen zijn blauwgrijs
van kleur en hebben onregelmatige witte vlekken. |
 |
|
|
8.Voorste vinnen |
|
Vastgehecht aan gewrichten in plaats van echt aan het lichaam
werken deze vinnen ongeveer op dezelfde manier als armen en benen
bij mensen. Daardoor kan de Coelacanth heel scherpe bochten en maneuvers
uitvoeren zoals omwentelingen tot 180°. |
 |
|
|
9.Rug- en achtervinnen |
|
Bovenop hun voorste vinnen, hebben ook hun achterste vinnen sterk
ontwikkelde spieren. De rugvinnen kunnen gebruikt worden als een
soort vleugel om te navigeren in de diepte. |
 |
|
|
10.Jongen |
|
De Coelacanth draagt de bevruchte eieren in zich. Ze worden dus
ook levend geboren. Er werden tot 26 pups gevonden in een volwassen
dier ondanks het feit dat haar eieren tot de sterkste in het dierenrijk
behoren |
 |
|
|
11.Notochord |
|
Zeer elastisch en gevuld met oliereserves die dienst doen als
een soort ruggengraat. Bij de meeste dieren met een ruggengraat
vervangen de beenderen dit orgaan tijdens het opgroeien. Maar de
Coelacanth heeft geen echt gevormde ruggengraat en dus vervangt
de notochord deze functie. |
 |
|
|
12.Zwemstuk |
|
Dit ligt vlak onder de notochord ingebed in vet. Bij de meeste
vissen is het zwemstuk gevuld met lucht maar bij de Coelacanth zit
het gevuld met olie en vet. Beide types van zwemstuk hebben hetzelfde
doel: beweeglijkheid |
 |
|
|
13.Staart |
|
De staart is plat en krachtig en laat de Coelacanth toe om voorwaarts
te schieten om gemakkelijk prooien te vangen. De staart is verdeeld
in drie delen met een kleine staartvin in het midden. |
 |
|